Hubert Horbach (22)
Overleden in concentratiekampen
Geboren 24 februari 1922 in Bocholtz als zoon van
Leonard en Anna Maria Horbach-Lupsch.
Al hun kinderen werden in Bocholtz
geboren, maar daarna ging het gezin verhuizen. De vader van Hubert was
metselaar; hij vestigde zich met zijn gezin in 1939 in Hoensbroek, komend vanuit
Kerkrade.
Hubert zelf was een werkman en moest in 1942 in de Duitse mijnbouw gaan werken, en wel in de mijn Wilhelmine-Viktoria in Gelsenkirchen. Hier was hij drie maanden werkzaam, van mei tot augustus 1942. Hij keerde toen terug naar zijn ouders in Hoensbroek met een maagkwaal en omdat hij er niet kon wennen. Volgens de Duitsers was evenwel sprake van een onrechtmatige terugkeer, reden waarom hij niet voor werkloosheidsgeld in aanmerking kwam. Hij trachtte zich aan de verplichte Arbeitseinsatz te onttrekken door onder te duiken, maar zou uiteindelijk toch worden gegrepen. Dat onderduiken ging namelijk bijna twee jaar goed, totdat Hubert op 9 juli 1944 door toedoen van de rigide controleur Hoks van de arbeidscontroledienst gearresteerd werd wegens het ontduiken van de arbeidsinzet.
Via het kamp Amersfoort ging hij eind juli naar het Arbeitserziehungslager in Zöschen, dat aanvankelijk bedoeld was om aan de arbeidsmoraal van arbeiders te werken. Aanvang oktober maakte Hubert deel uit van een groep van circa honderd Nederlanders die naar Schafstädt werden gezonden. Zij moesten er een schaapsstal opknappen als huisvesting voor henzelf om vervolgens te werken bij en aan het naastgelegen militaire vliegveld. Tegen het einde van de maand was het aantal zieken door kou, vocht, honger en slechte hygiëne zodanig hoog dat een tweede groep van honderd man werd overgebracht. Een Duitse militaire arts werd erbij gehaald, die schrok van de erbarmelijke omstandigheden waarin de dwangarbeiders verkeerden. Op zijn aandringen werden de Nederlanders daar weggehaald en gehuisvest in het ziekenkamp Ammendorf bij Halle. Daar overleed Hubert Horbach op 21 november 1944 als gevolg van ‘Oedemkrankheit’ (hongeroedeem – opzwelling van lichaamsdelen als gevolg van een verstoorde waterhuishouding – was er doodsoorzaak nummer 1 onder de tewerkgestelde Nederlanders).
Hubert werd begraven op de begraafplaats aldaar. Later werden zijn stoffelijke resten in Nederland gecremeerd en bijgezet op het Nederlands ereveld te Loenen, Apeldoorn (vak A, nr. 665).